Denken jullie dat Ik het toejuich als een slecht mens sterven moet? – spreekt God, de HEER. Nee, Ik wil dat hij tot inkeer komt en in leven blijft.
En wie goed heeft geleefd, maar niet langer rechtvaardig is, onrecht doet en alle wandaden begaat van een slecht mens – moet die in leven blijven? Al zijn goede daden zullen niet langer tellen; omdat hij Mij ontrouw is geworden en zonden heeft begaan, zal hij sterven.
Nu zeggen jullie:
“De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!” Maar luister, Israëlieten! Ben Ik het die onrechtvaardig is? Gaan júllie niet eerder onrechtvaardige wegen? Iemand die rechtvaardig was maar dat niet langer is en onrecht begaat, sterft omdat hij onrecht heeft begaan. Iemand die goddeloos leefde maar dat niet langer doet, Mij trouw is en het goede doet, zal in leven blijven. Als hij tot inzicht en inkeer is gekomen en niet langer misdaden begaat, zal hij zeker blijven leven en niet hoeven sterven. De Israëlieten zeggen:
“De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!” Ben Ik onrechtvaardig, Israëlieten? Zijn júllie het niet die onrechtvaardig zijn?
Ik zal iedereen beoordelen naar de weg die hij gegaan is – spreekt God, de HEER. Kom tot inkeer, bega geen misdaden meer, anders brengt jullie schuld je ten val. Breek met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest. Dan hoeven jullie niet te sterven, Israëlieten! Want de dood van een mens geeft me geen vreugde – spreekt God, de HEER. Kom tot inkeer en leef!